Altijd wind tegen

We hadden besloten om een groot gedeelte van Peru niet te fietsen om tijd te sparen voor andere landen waarvan we van iedereen hoorden dat die zo mooi moeten zijn; onder andere Colombia en Mexico. Aangezien Mexico ook nog eens enorm is, denken we dat we daar heel wat tijd zullen doorbrengen.

Daarnaast is ook Peru enorm groot en de enige interessante route door het land gaat door de bergen. Die bergen zijn hoog en het gaat allemaal op en neer met hele lange klimmen, dus om dat te fietsen zouden we maanden nodig hebben.

Met de bus dus maar weer. Van Cusco naar Lima en toen weer de bergen in, naar Huaraz om toch een stukje van de bergen te fietsen. Na in totaal ongeveer 30 uren in de bus kwamen we, gebroken, aan in Huaraz.

Van daaruit weer fietsen, op nieuwe banden en met nieuwe kettingen. Die hadden we er in Cusco opgezet. Het was wel weer wennen want het was al weer een tijdje geleden dat we in Cusco aan waren gekomen en dus voor het laatst gefietst hadden. De omgeving was erg mooi, eindelijk weer besneeuwde bergen, onder andere de hoogste berg van Peru; de Huascarán.

De weg was heuvelachtig en ging na een tijdje over in een onverharde weg door de Cañon del Pato. Dat is een kloof waar je doorheen gaat door middel van ongeveer 50 tunneltjes. Na deze kloof volgde er nog een andere, ook prachtige kloof. We hebben gekampeerd in een huisje in een verlaten dorpje, mooi uit de wind.

Zoals altijd was de wind weer onze begeleider. Natuurlijk weer niet door middel van een duwtje in de rug, maar door middel van een storm in het gezicht. Elke dag, rond halverwege de ochtend, begon het met een briesje en een uur later was het een complete storm. Maar gelukkig hadden we het vooruitzicht van het stuk langs de kust; volgens iedereen die we spraken heb je daar altijd wind mee als je naar het noorden fietst. Ja altijd, behalve die ene dag dat wij daar fietsten…

Het laatste stuk naar Trujillo was nogal saai, maar dat was gelukkig niet zo ver. Ook was het triest weer, het was mistig en fris. We moesten op de vluchtstrook van de ‘snel’weg fietsen en die was bezaaid met troep. Dat resulteerde in Linda’s eerste lekke band van de hele reis, na nog maar 15 km op die weg gefietst te hebben. Er zat een grote spijker in, daar is geen band tegen bestand.

In Trujillo zijn we weer naar een ‘Casa de cyclistas’ gegaan. Deze is heel beroemd onder de fietsers vanwege de ‘eigenaar’; Lucho. Die zet zich in de omgeving van de stad volledig in voor alles wat fietst. We waren hem onderweg toevallig al tegen gekomen, hij zat in een volgauto van een wielerwedstrijd. Hij kan ook zo ongeveer alles aan een fiets repareren. Dat was ook een reden waarom we naar Trujillo wilden; de as van Linda’s achterwiel moest bijgesteld worden. Daar moest nog wel wat werk aan verzet worden. Lucho heeft ook naar de andere wielen gekeken en het bleek dat ze, op 1 na, allemaal moesten worden bijgesteld. We hebben nu dus weer super goede wielen.

Ook ontmoetten we daar een andere bijzondere man; Kim uit Korea die met zijn tweelingzoontjes in een kar achter de fiets de wereld rond fietst. Hij had een houten kar die ongeveer 200 kg woog. Hij kon niet sneller dan 5 km/u en zodra het omhoog ging moesten ze allemaal lopen. In Lima had hij een motortje op zijn fiets laten bouwen, maar dat werkt alleen als het (vrij) vlak is. Heuvelop werkt het niet. Dankzij Lucho en de vele sponsoren die hij had gevonden is er een nieuwe kar gebouwd (gratis) die een stuk lichter is. Toch blijft het een bijzondere (en zware) verschijning. Er was veel media aandacht voor dit bijzondere gezin en toen ze uit Trujillo vertrokken ging dat gepaard met een rondje om het centrale plein en veel interviews van radio- en tv-zenders.

Na een paar dagen Trujillo zijn we weer in een bus gestapt. Richting de grens deze keer. We hadden het kunnen fietsen, maar het moest een heel saai stuk zijn met alleen maar woestijn. Daar hadden we geen zin in, ook al zouden we het hele stuk wind mee moeten hebben. Maar met ons geluk met de wind… Toen we de route vanuit de bus zagen waren we blij dat we in die bus zaten. Inderdaad, een eindeloos niks met alleen maar zand en wat bosjes.

Vanuit de stad Piura zijn we naar de grens gefietst. Het was 1,5 dag fietsen, waarvan het eerste stukje door de woestijn. Het was erg heet en omdat we dat niet meer gewend waren was het zwaar fietsen. De temperatuur liep op tot rond de 40 graden. En inderdaad, we hadden weer wind (storm) tegen. De omgeving was tropisch; we fietsten door gebieden met bananenplanten, palmbomen en zelfs rijstvelden. Het was net Azië.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *